top of page

Titel: het bittere kruid

Auteur: Marga Minco

 

Samenvatting

​

Het verhaal speelt zich af ergens begin mei in het jaar 1940 waar de ik persoon samen met haar ouders, in Breda woont. ( Als lezer krijg je niet te horen hoe de ik persoon heet. Maar na onderzoek naar de schrijfster weet je dat het verhaal over de schrijfster Marga Minco gaat)

Het verhaal begint op het moment dat de er spanningen zijn. De ik persoon die nooit echt iets gemerkt heeft over het feit dat zij Joods is merkt dat er veranderingen aan zitten te komen. (haar vader is gespannen en ze hoort de buren gespannen tegen elkaar praten) De ik persoon komt met tbc in het ziekenhuis in Utrecht te liggen en de ouders verhuizen met naar Amersfoort, waar ze bij de ik persoon haar broer en schoonzus intrekken. Wanneer ze na enige tijd ontslagen wordt trekt zij ook in bij haar broer.

Ondertussen moeten alle Joden een gele ster op hun jas naaien. Haar zus Betty die in Amsterdam woont wordt opgepakt en gedeporteerd naar een werkkamp. (ze horen nooit meer iets van haar)

De ouders van de ik figuur worden verplicht om te verhuizen naar Amsterdam waar de Joden in één gebied moeten wonen. De ik figuur blijft samen met haar broer Dave en schoonzus Lotte nog in Amersfoort wonen. De reden hiervoor is dat de ik figuur en haar broer een attest (schriftelijke verklaring van de dokter) hebben gekregen dat zij niet kunnen verhuizen en Lotte mocht bij ze blijven om ze te verzorgen.

De ik figuur besluit op een gegeven moment naar haar ouders in Amsterdam te verhuizen om bij hen te wonen. Dave en Lotte verhuizen mee maar gaan op zich zelf wonen. Wanneer de ik figuur een boodschap gaat doen ziet ze dat mensen uit hun huis gehaald worden. Ook zij wordt aangesproken door een Duitser maar mag verder gaan. Wanneer op een avond de Duitsers bij haar ouders binnenvallen weet de ik figuur via de tuin te ontsnappen. (haar vader heeft regelmatig met haar geoefend waar ze zich zou kunnen verstoppen in de tuin. Ze vlucht naar haar Broer en schoonzus. De verhuurster van het stel vertrouwt het niet en zet hen vervolgens het huis uit. Ze besluiten naar Utrecht te reizen met de trein, want haar broer weet iemand waar ze terecht kunnen. Op het station wordt de schoonzus opgepakt en haar broer besluit zich bij zijn vrouw aan te sluiten. Op dat moment is de ik figuur alleen en reist alleen af naar het adres in Utrecht. Eenmaal op het adres geeft de man waar ze aanbelt aan dat ze daar niet kan blijven en besluit ze weer terug te keren. Ze zoekt een jongen op die ze pas enkele weken kent maar die belooft had haar te zullen helpen als ze in nood zou zijn. Via een netwerk aan contacten en meerdere onderduikadressen komt ze aan bij gezin in Aalsmeer. Daar zit ze de oorlog uit. In de epiloog lezen we hoe het later met de ik figuur is. Buiten haar heeft alleen haar oom in Zeist de oorlog overleeft.

 

 

titel en het motto van het boek.

​

De titel van het boek “Het bittere kruid” staat voor het leed dat de Joden hebben geleden. Bitter kruid eten Joden samen met ongezuurd brood, dit is ter na gedachtenis aan de uittocht uit Egypte waar Joden veel leed en onrecht is aangedaan door ze als slaven te houden. Bitter kruid staat voor zware tijden en dat ze daar altijd aan zullen blijven denken. Op Seideravond, de avond dat er bitter kruid met ongezuurd brood gegeten wordt, staat de deur voor een vreemdeling open zodat deze aan tafel kan aanschuiven. De ik persoon denkt hieraan als zij ook in een situatie zit waar ze iemand nodig heeft, bij wie de deur openstaat zodat zij kon onderduiken.

​

 

Pagina 64

Er staan nog deuren genoeg voor ons open, ’meende Dave. Aan die deuren moest ik denken toen ik die nacht in bed lag en niet slapen kon. Ik dacht aan de deur die ik op Seideravond altijd open mocht zetten, opdat de vermoeide vreemdeling kon zien dat hij welkom was en mee aan mocht zitten aan onze tafel.”

​

 

Er is ook een motto en het motto is:

Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om… (Bert Voeten)

​

 

Door dit boek te schrijven, wil de schrijfster datgene wat zij tijdens de tweede wereldoorlog als Joodse heeft meegemaakt een plek geven. Zij heeft als overlevende van deze oorlog veel dierbaren verloren. Door figuurlijk de wissel om te leggen wil ze verder met haar leven, en niet het verleden als een zware last met haar mee dragen.

​

Twee belangrijke motieven in het boek; 

​

 

Het eerste motief in het boek “het bittere kruid” is de Oorlog, de Jodenvervolging en Jodenhaat en het tweede motief in het boek is het verlies van familieleden/dierbaren.

 

1e motief

Het verhaal speelt zich tijdens de oorlog af, en alles wat er met de ik persoon gebeurd. Gebeurd met haar omdat het oorlog is en omdat ze Joods is.

​

2de motief.

Het verlies van familieleden /dierbaren loopt als een rode draad door het boek. Langzaam maar zeker wordt iedereen om de ik personage heen opgepakt, totdat ze nog de enige in haar gezin over is. Het motief van de schrijfster om dit verhaal te schrijven is een eerbetoon aan haar familie.

​

Voorbeelden uit het boek motieven.

 

Pagina 14

Toen mijn toestand verbeterde, kon ik mij er niet meer aan onttrekken. Ik wist dat ik bij het verlaten van het ziekenhuis midden in de Kloosterlaan zou stappen, dat de troep scheldende kinderen op me stond te wachten en dat ik er weer doorheen zou moeten.”

​

 

Pagina 17

“Daar legde hij het op tafel, terwijl iedereen er nieuwsgierig naar keek. Er zat een touwtje omheen, waarvan hij eerst geduldig de knopen lospeuterde. Daarna vouwde hij het papier open. Het waren sterren.”

​

 

Pagina 25

“op een middag zou mijn moeder bij mevrouw Zwagers op visite gaan; ze wou haar ook de foto’s laten zien. Maar nog geen halfuur later kwam ze met een ontdaan gezicht terug.

Ze zijn weg, ’zei ze. “de hele familie Zwagers is ondergedoken.”

​

 

Pagina 27

op de Merwedeplein zijn ze begonnen, ‘zei mijn vader toen het gesprek afgelopen was. Hij bleef even met de hoorn in zijn hand staan.”

Langzaam liep ik met mijn vader de andere kant op. Hij keek strak voor zich uit. Ik zag het voor me. Ik zag de grote groene auto’s en ik zag mijn zusje erin zitten.”

We waren bij ons huis aangekomen. Mijn vader liep naar binnen. Binnen vertelde mijn vader van de overvalwagen die was komen voorrijden.”

​

 

Pagina 54

toen ik bij de Roetersstraat de hoek omsloeg zak ik dat de dikke man weg was. Ik wilde aan mijn moeder vragen of zijn het meisje kende, maar ze kwam me met een bezorgd gezicht in de gang tegemoet.

Tante Kaatje is weg, ‘zei ze. ‘Het hele tehuis is leeggehaald. Al die oude mensen zei ik.”

​

 

Pagina 55

Terwijl ik de Lepelstraat in liep zag ik aan het eind van de straat een overvalwagen aankomen. Mannen met helmen op en groene uniformen aan zaten stram achter elkaar op de banken.

“ze sprongen er gelijktijdig aan weerskanten uit, liepen naar de huizen en duwden de deuren open. De meesten stonden al op een kier, zodat ze zonder moeite naar binnen konden.”

De volgende morgen liep ik weer door de Lepelstraat. Zij lag bezaaid met papier. Overal stonden deuren wijd open. In een donker portaal zat een grijze poes op de trap.”

Een paar huizen verder hing een deur uit haar voegen. Het paneel was versplinterd en de brievenbus hing scheef aan een spijker.”

​

 

Pagina 60

Na enige tijd zei mijn vader; ‘We wachten nog tien minuten, dan steken we het grote licht aan. ‘Maar voor die tien minuten om waren, ging de bel. Het was even voor negenen. We bleven zitten en keken elkaar verbaasd aan. Alsof we ons afvroegen: Wie zou daar zijn? Alsof we het niet wisten! Alsof we dachten: Het kan net zo goed een kennis wezen die op visite komt!

Ze moeten een loper gehad hebben. Ze stonden in de kamer voor we ons hadden kunnen verroeren. Het waren grote mannen en ze hadden lichte regenjassen aan.”

Zacht trok ik het tuinpoortje achter me dicht en rende de straat uit. Ik bleef rennen tot ik op het Frederiksplein kwam. Er was niemand te zien. Alleen een hond liep snuffelend

langs de huizenkant. Ik stak het plein over. Het was alsof ik alleen was in een verlaten stad.”

​

 

Pagina 62

De eerste dagen verweet ik mezelf dat ik mijn ouders in de steek had gelaten. Ik vond dat het beter geweest zou zijn als ik bij hen was gebleven. Zonder erbij na te denken was ik het tuinpoortje uit gerend, en pas toen ik op de weteringsschans voor het huis stond waar mijn broer sinds enkele dagen ondergedoken zat, dacht ik eraan terug te keren.”

​

 

Pagina 69

Ik ben …… ‘begon ik.

‘We weten het, ’zei de man. Uw broer heeft van het station uit opgebeld en gezegd dat u alleen zou komen.

‘zei hij nog meer? Vroeg ik.

Ja zei de man. Bij de controle is zijn vrouw aangehouden. Hij zou zich bij haar voegen zodra hij getelefoneerd had.”

​

 

Pagina 83

Hoewel ik me geheel vertrouwd had gemaakt met het idee op een dag ook gepakt te zullen worden, voelde ik me op reis weinig op mijn gemak. Wout had mijn persoonsbewijs bij zich. Hij gaf het me voor we in de bus stapten. Wat voor naam heb je me gegeven? ’vroeg ik. Een mooie naam, ‘zei hij.’

​

 

Pagina 87

Enige weken na de bevrijding zocht ik mijn oom in Zeist op. De bezetters hadden hem ongemoeid gelaten omdat hij getrouwd was met een niet-joodse vrouw.”

​

 

Pagina 90

Zij zouden nooit terugkomen, mijn vader niet, mijn moeder niet, Bettie niet, noch David en Lotte.”

​

​

Ruimte / tijd

 

Het verhaal “Het bittere kruid” is in chronologische volgorde geschreven. Het speelt zich af in de tweede wereld oorlog rond 1940 tot en met 1945. Het verhaal begint wanneer de ik personage samen met haar ouders terug keert naar Breda in Nederland, na eerder geëvacueerd te zijn naar België omdat de Duitsers Nederland binnen vielen. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in een door Duitsland bezet Nederland. In Breda woont de familie in een huis met voortuin en achter kijken ze uit op een weiland. Op deze plek heeft de ik personage gewoond voordat ze met haar ouders naar haar broer Dave en zijn vrouw Lotte verhuizen die in Amersfoort wonen. Voordat de ik persoon ook naar Amersfoort gaat komt zij eerst in het ziekenhuis in Utrecht te liggen waar zij behandeld wordt voor tbc. In Amersfoort komen ze te wonen in een stille buitenwijk met nieuwe, twee onder één kap huizen, omringd met tuinen. Als ze in Amersfoort wonen, zijn de eerste zichtbare veranderingen te lezen voor dit gezin. De vader komt thuis met Jodensterren die ze op hun jassen moeten naaien.

 

Hierna speelt de “Jodenwijk” in Amsterdam een belangrijke rol in het verhaal. Hier wordt Bettie, de zus van de ik persoon, opgepakt door de Duitsers. En wanneer de ouders van de ik persoon een oproep krijgen en verplicht naar Amsterdam moeten gaan, speelt het verhaal zich voornamelijk af in Amsterdam in de straten Sarphatistraat, Lepelstraat en het Frederiksplein, in de getto oftewel de “Jodenwijk” De ouders wonen op kamers in een huis in de Sarphatistraat dat somber aanvoelt. Hier zal de ik persoon ook naartoe gaan om haar ouders op te zoeken. In deze wijk worden de Joden door overvalauto’s opgehaald en weggebracht om nooit meer terug te keren. Ook de ouders van de ik persoon worden opgehaald en de ik persoon weet via de tuinpoort te ontsnappen en naar het onderduik adres van haar broer in Amsterdam te gaan. Wanneer ze naar een onderduik adres in Utrecht willen wordt haar schoonzus, Lotte op het station in Amsterdam opgepakt. Haar broer Dave sluit zich bij zijn vrouw aan. Uiteindelijk zal de ik persoon onderduiken bij een gezin in Aalsmeer.

​

Wanneer de oorlog afgelopen is vinden we de ik persoon in Zeist, waar zij haar oom bezoekt die nog altijd elke dag bij de tramhalte staat te wachten, in de hoop dat er familieleden terug keren. Zeist is de enige plek in het boek dat beschreven wordt na de oorlog.

​

Voorbeelden uit het boek, ruimte en tijd.

​

Pagina 81

“Ik zag de straat in Breda, het weiland aan de ene kant en de voortuin aan de andere kant.”

​

 

Pagina 14

In het eerste jaar van de oorlog werd ik ziek. Ik moest kuren in de tijd dat mijn ouders naar Amersfoort verhuisden en bij mijn broer gingen inwonen, die intussen getrouwd was.”

“Ik lag in het paviljoen van een Utrechts ziekenhuis en het werd me verboden uit bed te komen.”

​

 

Pagina 16

Meer dan deze straat kende ik van Amersfoort nog niet. Het was een stille buitenwijk met nieuwe, twee aan twee gebouwde huizen, omringd door tuinen.

​

 

Pagina 27

Op het Merwedeplein zijn ze begonnen, ’zei mijn vader toen het gesprek afgelopen was. Hij bleef even met de hoorn in zijn hand staan.

S ’avonds om negen uur zijn ze met overvalwagens voor komen rijden, ’zei mijn vader.”

​

Pagina 36

De ouderen moeten in Amsterdam gaan wonen. Ze maken daar weer een getto. Het zal een grote kille worden.”

​

 

Pagina 40

Ze woonden op kamers in de Sarphatistraat, in een groot huis met een tuin.”

​

 

Pagina 61

Zacht trok ik het tuinpoortje achter me dicht en rende de straat uit. Ik bleef rennen tot ik op het Frederksplein kwam. Er was niemand te zien. Het was alsof ik alleen was in een verlaten stad.”

​

 

 

Pagina 79

“Over het riet heen kon ik de kassen van de Almeerse kwekerijen zien.”

​

 

Pagina 87

”Enige weken na de bevrijding zocht ik mijn oom in Zeist op.

​

Beste / mooiste passage

​

De mooiste passage in het boek vond ik blz. 72 en 73. Het moment dat ze bij “oom Hannes, die onderduikers onderbrengt aankomt. Vlak daarvoor zijn haar broer en schoonzus opgepakt en ze staat er nu voor het eerst helemaal alleen voor sinds de oorlog is uitgebroken. Dit is voor het eerst dat je iets van emotie bij het personage ervaart. Je kunt voelen wat zij gevoeld moet hebben op dat moment in een kamer vol met vreemden. Je voelt haar eenzaamheid en dat ze overdonderd is en nog nauwelijks kan bevatten dat al haar familieleden gevangen zijn genomen.

​

​

bottom of page